“Hopen begint met rouwen”

 

‘Soms dreigt cynisme me te overwoekeren’, vertelt Derk Stegeman, directeur van Stek Den Haag. De drempel van de stichting voor kerk en stad wordt platgelopen door mensen op zoek naar perspectief en hoop. Maar dit structureel bieden is bijna niet mogelijk, gezien de cultuur en regelgeving in Nederland en Europa. ‘Hopen heeft voor mij vooral te maken met volharding. Het is iets dat gekoesterd en gevoed moet worden.’

 

Wanneer ik Stegeman spreek komt hij net terug van een ‘Walk of Shame’ naar Bosnië. Hier ontmoette hij vluchtelingen die onder de meest barre omstandigheden proberen te overleven. “Hoop vraagt om volharding omdat je het júist nodig hebt wanneer het niet makkelijk is om te doen”, vertelt hij. “Het bepaalt mijn koers, waar ik mij op richt, waar ik mijn hart en zinnen op zet – los van welke omstandigheden dan ook. Václav Havel, voormalig president van Tsjechië, formuleerde het treffend:

 

‘Diep in onszelf dragen wij de hoop.

Is ze niet daar, dan is ze nergens.

Hoop is een bewustzijn

en staat of valt niet met wat er in de wereld gebeurt.

Hoop is voorspellen noch vooruitzien.

Hoop zit ons in de ziel, in het hart gegrift,

ligt voor anker voorbij de horizon.

Hopen, in deze diepe en krachtige betekenis

is anders dan blij zijn om wat goed gaat

of je graag inzetten voor wat zeker succes heeft.

Hoop is de kunst om ergens aan te werken omdat het goed is,

niet alleen omdat het kans van slagen heeft.

Hoop is niet optimisme,

niet de overtuiging dat iets goed zal aflopen.

Hopen is zeker weten dat iets zinvol is,

ongeacht de afloop’.”

 

De vluchtelingen die jullie bezochten verkeren in de meest hopeloze omstandigheden. Wat blijft er dan nog over van hoop?

“Vluchtelingen die in Bosnië of in andere landen aan de grenzen van de Europese Unie verblijven hoeven niet te rekenen op enige vorm van medemenselijkheid. We kwamen vluchtelingen tegen die al drie jaar buiten de stad in bosjes wonen en al twintig keer hebben geprobeerd Kroatië binnen te komen en er even zo vaak werden uitgezet of uitgeslagen.  Middenin die ellende hadden we toch hoopvolle ontmoetingen. Wat mij raakte was de warme gastvrijheid waarmee we werden ontvangen. De mensen daar hadden bijna niets dus brachten wij iets te eten mee. Steeds stonden ze erop om dat met ons te delen. Wij moeten als Europa beter leren delen, dat staat vast. Maar het hoopvolle hierin is hoe deze mensen ons laten zien dát dit kan, zelfs als je bijna niets meer hebt, en vooral: hoezeer het ook verbindt. Als we ze toelaten kunnen we dat van hen leren. Ze komen uit gastvrije culturen en zijn dat ondanks alles niet kwijt geraakt. Na alles wat ze hebben meegemaakt zou je verharding en verbittering verwachten – maar ik zag dat nergens. Daaronder zit een diepe hoop: dat niet alle menselijkheid kapot wordt gemaakt door wat hen, door ons eigenlijk, wordt aangedaan.”

 

Waarom wilde je naar Bosnië toe?

“De vraag hoe wij als kerken omgaan met wat er aan onze grenzen gebeurt vormde de aanzet voor de reis. Het is een vraag die al langere tijd bij mij leeft. Langs de Europese grenzen zaaien wij dood en verderf. Het is afschuwelijk wat we doen. We duwen mensen terug de oceaan op waardoor ze uiteindelijk verdrinken, de beruchte push-backs. We hebben financiële afspraken met Libische partijen die mensen in opvangkampen stoppen waar stelselmatig wordt gemarteld, verkracht en gedood – dat wéten we, maar toch blijven we hen betalen. We weten dat mensen bij de grenzen letterlijk worden teruggeslagen met wapenstokken en stroomstootwapens, dat hen alles wordt afgepakt en dat ze soms alleen met hun onderbroek nog aan terug worden gezet in de sneeuw. Zo zijn ónze grenzen, zo zijn ónze manieren, zo is onze politiek. Ik wil die waarheid niet uit de weg gaan, ook omdat de mensen die ons Wereldhuis in Den Haag binnenlopen vaak soortgelijke ervaringen hebben. Tegelijkertijd moest ik denken aan de kerkenbanden die er vroeger waren met de kerken in de DDR. We weten steeds meer hoe groot de impact is geweest van die relaties, op ons hier en op de mensen die in de DDR woonden. Zo ontstond mijn idee om naar Bosnië te gaan, om te verkennen of het misschien goed zou zijn om relaties aan te knopen met kerken of organisaties aan de grens van Europa. Toen ik dat aankaartte nam theoloog en activist Rikko Voorberg contact met me op. Vanuit schaamte voor het Europese beleid en het verlangen toch iets van medemenselijkheid aan te boren organiseert hij samen met anderen ‘Walks of Shame’ (zie www.walk-of-shame.eu). Hij bezocht op die reizen al verschillende keren Bosnië, mede omdat daar zoveel vluchtelingen zijn die proberen de Europese Unie in te komen. Zo zijn we uiteindelijk samen met Mounir Samuel (journalist) en Minella van Bergeijk (directeur Tearfund) aan een Walk of Shame begonnen in Bosnië.” 

 

Waarom is hopen vooral een kwestie van volharden?

“Ik heb hier een tegeltje aan de muur hangen waarop een citaat staat van de Amerikaanse theoloog en oudtestamenticus Walter Brueggemann: ‘Het is de profetische taak van de kerk de waarheid te vertellen in een samenleving die leeft in illusie, te rouwen in een samenleving die ontkenning toepast, gestalte te geven aan hoop in een samenleving die leeft in wanhoop.’ Ik ben er steeds meer van doordrongen dat we als samenleving op een doodlopende weg zitten. Hoe harder wij onze grenzen sluiten hoe doodlopender onze weg wordt en hoe meer onze wanhoop toeneemt. Gestalte geven aan hoop wordt dan ook een steeds dringender opdracht, een waarin we tegen de stroom in moeten zwemmen. Een van de manieren die ik kan verzinnen om dat te doen is door jezelf te openen. Ik zie daarin parallellen tussen grenzen en harten. Die openen we alles behalve makkelijk omdat we leven in een cultuur waarin we hebben geleerd onze harten af te sluiten en ons af te keren van mensen die bedelen, om hulp vragen. We groeien op met een zelfredzaamheidsideaal, met ideeën zoals dat je niet je vuile was moet buiten hangen, dat je sterk moet zijn en dat hulp vragen iets is voor zwakkeren. Onze samenleving vertelt ons leugens over vrije markt, welvaart en geluk. Politici houden dit als geen ander in stand, terwijl ik ervan overtuigd ben dat ze diep in hun hart wel weten dat het niet klopt. Ondertussen klampen we ons meer en meer vast aan wat we denken te hebben terwijl we tegelijkertijd ons houvast verliezen in al onze worstelingen. Juist door ons zo vast te klampen zijn onze harten en handen niet meer vrij om te kunnen geven en ontvangen. En dat terwijl in het intermenselijk contact geven en ontvangen de stromen zijn van geluk en vreugde. In de ontmoetingen die ik in Bosnië had kwam dit in tastbare zin samen, zag ik hoe belangrijk dat geven en ontvangen is. Dat je nota bene gastvrij en gul wordt onthaald door mensen op de vlucht. Wij moeten als samenleving die stroom weer op gang brengen.”

 

Dus om de hoop in de samenleving levend te houden moeten we oefenen met geven en ontvangen. Hoe kunnen we dat concreet vormgeven?

“In het klein, zoals bijvoorbeeld door elkaar te zegenen. Of door samen Avondmaal te vieren: het samen breken en delen, ervaringen delen van gebroken worden en daarin verbinding ervaren. Maar toch, hier zie ik tegelijkertijd hoe we die van oorsprong ‘opende’ rituelen opsluiten met al onze regeltjes, kaders en ambten. Het laat zien hoe verkrampt we als cultuur zijn en hoe dat verkrampte doordringt tot in de fijnste haarvaten van onze samenleving én ziel. Die verkramping raakt niet alleen onszelf en is niet onschuldig; het sluit anderen uit en kan zodoende gewelddadig worden. Ik weet dat ik daar zelf deel van uitmaak. Ik moet dus zelf ook leren loslaten, ontkrampen, ontspannen en openen. Als we dat kunnen, als we op steeds meer plekken en momenten ontmoetingen kunnen bewerkstellingen waarbij dit gebeurt – dán maken we hoop concreet. Maar, heel belangrijk: dit begint met rouwen. Rouwen krijgt weinig aandacht in onze cultuur maar het is een voorwaarde om iets los te kunnen laten, meer nog: het is een voorwaarde voor hoop. Het is zoals een graankorrel die eerst moet sterven voordat hij vrucht kan dragen. Loslaten is iets verliezen, ergens afscheid van nemen en het verdriet daarover moet de ruimte krijgen. Rouwen is de pijn die dat doet niet uit de weg gaan. Als het gaat om onze samenleving is het belangrijk te rouwen om die verkramping waar we allemaal onderdeel van zijn, maar ook om het feit dat het niet beter gaat worden - althans niet in de zin waarop wij als samenleving ‘beter’ hebben ingevuld, waarbij welzijn wordt verbonden aan welvaart. Ik hoop dat er steeds meer mensen die waarheid dat het níet beter wordt gaan aanvaarden. Al moet ik de eerste politicus nog ontmoeten die dit werkelijk durft te doen. Als we dat kunnen, als we kunnen zien dat onze weg een doodlopende is en er afscheid van nemen, ontstaat er ruimte voor echte hoop. Hoop zonder grenzen en muren, hoop die tot de verbeelding spreekt en die de kracht heeft harten en samenlevingen te veranderen, te verrijken. Hoop die van onze samenleving weer een gemeenschap maakt, in plaats van een groep individuen. Het zal ons zoveel meer vreugde geven, dat weet ik zeker.”

 

Hoe kijk je wat dit betreft aan tegen hoe we Oekraïners ontvangen?

“We worden in grote getale met ontferming bewogen en dat is bijzonder en waardevol. Tegelijk zal het de kunst zijn die ontferming vast en vol te houden. Op sommige plekken lijkt die ontferming nu al af te brokkelen. Er is ondersteuning nodig en een ander visioen voor de toekomst. Ons individualisme en onze overtuigingen rondom zelfredzaamheid maken het ons niet makkelijker, zijn als een harnas voor ons. Tijdens de Eerste Wereldoorlog vingen we een miljoen Belgen op, en de huisvesting was toen wel wat anders dan nu. Ik wil die situatie niet romantiseren. En dat er nu ontferming is voor de vluchtelingen uit Oekraïne, dat is mooi. Maar of die sterk genoeg is om door ons harnas heen te breken is de vraag. We zitten allemaal op een bepaalde manier in dat harnas opgesloten, dus we hebben mensen nodig die ons hierop wijzen en ons helpen dat harnas los te gespen. Die ons laten zien hoeveel gewicht we hierdoor steeds met ons meezeulen, die ons voorgaan in lichtheid en openheid – in ontkramping.”

 

Je ziet dit als de profetische taak van de kerk. Waarom? En hoe zou dat gestalte kunnen krijgen?

“Kort gezegd is de profeet de tegenstem van de koning, van de macht. En de profeet doet een appél op het visioen waar het ooit begon, herinnert daaraan. Dat is ook nu de profetische taak van de kerk, dat ze ons eraan herinnert waar het ten diepste om gaat. Wat dat betreft zie ik bemoedigende dingen. Zo zijn wij als Protestantse Kerk in Den Haag met Stek een belangrijke partij als het gaat om steun aan ongedocumenteerden. Dat werk wordt niet gefinancierd door de stad, maar door onze Diaconie en fondsen. Daar blijkt ook meteen uit hoe belangrijk het is dat de kerk dit doet, we kunnen niet gaan wachten tot anderen het gaan doen. Dat maakt ook dat het nooit genoeg is, we kunnen niet iedereen helpen die bij ons aanklopt en we kunnen mensen zelden definitief en structureel helpen. De meesten krijgen hier geen status. Ondertussen zijn kerken vaak meer bezig met het eigen overleven en de zorgen daarover, dan met het overleven van onze wereld en onze mensheid en menselijkheid. Theoloog Jan van Kilsdonk zei al in de jaren tachtig dat de situatie van de kerk in de stad volstrekt hopeloos is, maar niet ernstig. Ja, het gaat misschien slecht met de kerk, maar daar draait het in wezen niet om. Bonhoeffer zei dat ook al: de kerk is geen doel in zichzelf.”

 

Hoe geef jij zelf vorm aan het volharden in hoop?

“Door ruimte te maken voor dit verhaal, door dat tegeltje op te hangen en me daar steeds weer toe te verhouden. Als het gaat om hoop vind ik de werkwoorden die er vaak bij worden gebruikt veelzeggend en belangrijk: hoop is iets dat gekoesterd en gevoed moet worden. Ik zie het als het koesteren van een zaadje, zonder dat je weet of het wat wordt. Je plant het, maar je gaat het tussendoor natuurlijk niet opgraven om te zien of het zaadje al een beetje opschiet. Dan maak je het kapot. Door te koesteren hoop je natuurlijk wel dat het gaat ontkiemen. Hoop is per definitie kwetsbaar, breekbaar – het kan stuk. Het heeft bescherming nodig. Dat merk ik zelf ook. Er zijn periodes in mijn leven dat cynisme me dreigt te overwoekeren, dat ik alleen maar dingen zie die bevestigen hoe slecht het allemaal gaat. Dus ja, hopen gaat niet vanzelf. Ik voed het onder ander door met taal en gedichten bezig te zijn, de stilte op te zoeken en in gemeenschap te zijn met anderen.

Het is makkelijk cynisch te worden van alles wat ik meemaak in mijn werk. Maar als ik kijk naar die gastvrije mensen die op weg zijn naar Europa koester ik de hoop dat zij ons kunnen helpen om – zoals Huub Oosterhuis dat zo mooi zegt – van ‘ouwe Europeeërs nieuw mens’ te worden.”

 

<Paspoort>

Derk Stegeman (1966) is theoloog, predikant, directeur van Stek (voor stad en kerk) Den Haag en secretaris van de Protestantse Diaconie Den Haag. In zijn werk zijn hoop en wanhoop nooit ver weg. Onlangs ging hij mee met een ‘Walk of Shame’ naar Bosnië, waar hij vluchtelingen ontmoette die de Europese Unie probeerden binnen te komen. In 2018 en 2019 coördineerde hij het kerkasiel Bethel, om te voorkomen dat de familie Tamrazyan terug gestuurd zou worden naar Armenië. Ook stond hij aan de wieg van de initiatieven ‘Nacht van de Hoop’ en ‘Tafel van Hoop’.