‘Een samenleving zonder hoop is als een hel’

 

Hopen is iets voor de naïevelingen, toch? Als je je goed laat informeren over wat er gebeurt in de wereld is cynisme een passender reactie, getuige het publieke debat. Er zijn maar weinig intellectuelen die te koop lopen met zoiets als hoop. “We leven in een tijd waarin het sjiek is kleinerend over hoop te doen, het af te breken”, ziet ook hoogleraar ethiek Patrick Nullens. “Maar intelligent is het allerminst, laat staan dat het een juiste reactie is op goed geïnformeerd zijn. Niet alleen zijn er genoeg redenen voor hoop, het is ook een verantwoordelijkheid – en dan met name voor de leiders in onze samenleving.”

 

Verantwoord leiderschap vandaag verstaat de kunst van ‘goede hoop’, betoogt Nullens. Hoe dit eruit ziet, daar schreef Nullens een boek over. Als ethicus, maar ook als wetenschapper die samen met anderen onderzoek deed naar hoop in de Nederlandse samenleving. “We hebben veel redenen om als individu maar ook als samenleving hoopvol te zijn. Er zijn boeken en rapporten vol geschreven met hoopvolle statistieken als het gaat om het onrecht en de armoede in de wereld. Vroeger was het duidelijk níet beter. Toch lijkt de hoop ver te zoeken. Dat komt wellicht omdat we voor het eerst in de geschiedenis te maken hebben met een eindeloze vloed aan informatie over wat er in de wereld gebeurt. We krijgen nogal wat voor onze kiezen, waar vroeger dat alles langs ons heen ging. En nieuws en duiding gaan uiteraard over wat er níet goed gaat. In mijn onderzoek en boek richt ik mij op leiders. Zij hebben als geen ander de macht om te maken en te breken, ook als het gaat om hoop. Ik zie het als hun morele plicht om hier verantwoord mee om te gaan, om niet mee te gaan in dat onderbuikgevoel waar de angst overheerst - juist nu we tegen de grenzen van onze economische groei aanlopen en we de urgentie ervaren van sociale en economische transities. We staan op de drempel van een nieuwe economie en daarbij hebben we leiders nodig die naar de toekomst kijken en daarbij de moed hebben om hoopvol te zijn.”

 

Wat verstaat u onder ‘goede hoop’?

“Hopen op een uitkomst is naar iets verlangen, een kans toekennen tussen 0 en 1 en oordelen dat er voldoende gronden zijn om zich emotioneel te engageren en er vervolgens naar te handelen. Deze definitie van filosoof Adrienne Martin is voor mij de basis. Wellicht komt het wat meer tot leven als je hoop vergelijkt met water. Net als water is hoop een bron van leven die verschillende uittingsvormen kent. En net zoals water bestaat hoop uit verschillende componenten. Ik vergelijk hoop dan ook met een molecuul; een chemische verbinding van verschillende atomen die samen méér zijn dan de som van de delen. In mijn boek formuleer ik de zogenaamde hoopmolecuul, die bestaat uit zes dimensies: verlangen, zicht op uitkomst uit een crisis, kansen toekennen, gronden om te handelen, emotioneel engageren en handelen. Zonder een van die componenten kan je niet van échte ‘goede’ hoop spreken. Emotioneel engageren is de moeilijkste component, omdat je daarin risico’s neemt: je gaat iets kwetsbaars doen, zet emotioneel iets op het spel. En hopen doe je dus ook altijd met opgestroopte mouwen, het is niet iets passiefs. Het is daarom echt iets anders dan optimisme, dat onafhankelijk van handelen verwacht dat alles goed komt. Het is een vrij technisch verhaal, maar wel belangrijk om orde te brengen in de chaos van wat allemaal hoop wordt genoemd. Die chaos wordt met name veroorzaakt door de twee grootste vijanden van hoop, die nogal flink vertegenwoordigd zijn in onze samenleving: cynisme en populisme. Cynisme breekt al het hoopvolle af en populisme misbruikt hoop, spant het voor z’n karretje, waardoor je met vlakke en valse hoop overblijft.”

 

Het is sjiek om kleinerend over hoop te doen, zei u al. Hoe is dat zo gekomen?

“Dat hoop in onze samenleving wordt weggezet als naïef heeft te maken met de cynische Griekse filosofie die een grote stempel heeft gedrukt op hoe we nu denken. Neem bijvoorbeeld Aristoteles, die vele deugden onderscheidde maar die hoop zag als iets voor jonge mensen die het leven nog niet begrepen hebben. Zij die het leven begrijpen zouden zich volgens hem niet meer laten vangen door hoop. Nou, dat idee is nog springlevend. Een stuk negatiever nog is Nietzsche, die ook veel invloed heeft gehad op ons postmoderne denken. Hoop is volgens hem pure misleiding, een kenmerk van zwakke mensen. Maar we moeten begrijpen dat het hier om een bril gaat waarmee je naar de werkelijkheid kijkt. Je kunt ook een andere bril opzetten, die van hoop. Je kunt ervoor kiezen om andere dingen te zien in dezelfde werkelijkheid. Met die bril op kan je vervolgens de kunst van het ‘goede hopen’ gaan oefenen. Dat is echt een kunst, omdat het middenin de spanning tussen dystopisch en utopisch denken staat, middenin de onzekerheid ook. Voor ‘goed hopen’ onderscheid ik drie basishoudingen: het streven naar waarheid, oplossingsgerichte openheid en intellectuele nederigheid. Ik wil benadrukken dat dit niet iets vrijblijvends is. Hoop is elementair voor een samenleving, zonder belanden we in iets wat op de hel lijkt. Daarom zie ik het opzetten van die bril bij uitstek als de verantwoordelijkheid van leiders. Zij moeten het belang, de kracht én de kunst van hoop begrijpen zodat zij in staat zijn anderen hoop te geven.”

 

Wat ziet u in de praktijk gebeuren dat laat zien waarom hopen zo’n belangrijke verantwoordelijkheid is voor leiders?

“Neem Poetin en Zelensky: waar Poetin een cynisch, bitter en door angst gedreven figuur is probeerde Zelensky juist hoop te creëren. Zijn eerste toespraak was een teken van hoop en verbinding; het bood zelfs een uitweg uit de oorlog. Onderhand zijn we verder en blijkt hoe moeilijk het is om op een goede manier hoopvol te blijven. Dat is een voortdurende zoektocht. Zelensky glijdt af naar oorlogsdenken, door druk van buitenaf. Wie kan het hem kwalijk nemen? Kijkend naar de definitie van Martin die ik eerder noemde, gaan we in deze oorlog steeds verder naar de 0. Je moet wel eerlijk blijven, niet tegen alles in gaan hopen – dat is waanzin. Maar hopeloos vind ik deze oorlog vooralsnog niet. Het is de kúnst om als leider die hoop steeds weer op te zoeken. In dit geval zou het voor Zelensky betekenen dat hij alert blijft dat hij niet uit ressentiment handelt, maar vast blijft houden aan het verlangen naar verbinding. Dat Zelensky uit de artistieke wereld komt vind ik overigens wel tekenend. Creatieve, artistieke geesten zijn vaak de beste leiders, zeker als het gaat om het bieden van hoop. Zij hebben de verbeeldingskracht die nodig is voor het schetsen van een hoopvol perspectief, en de flexibiliteit in het denken en handelen om eraan vast te houden te midden van crisis en tegenslag. En, ook onmisbaar, de nodige zelfrelativering.”

 

Maar waarom zo’n focus op leiders? Is hoopvol zijn niet belangrijk voor iedereen?

“Uiteraard, maar leiders hebben meer verantwoordelijkheid, dus ook wat dit betreft. Daarbij: een van de uitkomsten van het hooponderzoek is dat de Nederlander vrij hoopvol is wanneer het zijn of haar eigen leven betreft, maar niet als het gaat om de samenleving. Dat heeft alles te maken met dat men geen vertrouwen meer heeft in de instituties. Het is dus bij uitstek een taak voor leiders om hier een verschil in te maken; het welzijn van de samenleving staat op het spel! Bovendien is hoop elementair in lange termijn denken: het is de voorwaarde voor iedere oplossing. Een strategie zonder hoop-gedachte zal niet werken. Kijk naar het klimaatprobleem, daar wordt geen aantrekkelijk en hoopvol perspectief geschetst. De gekozen benadering stoelt op angst. We krijgen waarschuwing na waarschuwing, waardoor we ons machteloos voelen in plaats van gemotiveerd en hoopvol. Leiders kunnen ons laten zien welke goed geslaagde energietransities er al zijn geweest. In plaats van paniekerig te verkondigen dat we zo snel mogelijk van het Russische gas af moeten kan je ook zeggen: ‘In Nederland zijn we nog maar voor twintig proces afhankelijk van het Russische gas, terwijl dat in andere landen tachtig of negentig procent is. Dat gaat goed! Laten we werk maken van die laatste twintig procent’. Dat is een ander discours. Daarvoor heb je die bril van hoop nodig: waar in het oude ontstaan de scheuren die ons licht werpen op het nieuwe? Waar zijn de bemoedigende en inspirerende succesverhalen?”

 

Als wetenschapper en onderzoeker bent u al langer betrokken bij de praktijk van leiders. Hoe vindt u dat leiders het over het algemeen doen?

“Ik zie spijtig genoeg dat veel leiders zichzelf groot maken door de ander klein te maken en te houden. Dat is meer en meer gemeengoed geworden in de politiek, maar ook in het bedrijfsleven. Daar maak ik mij zorgen over. Hoe men is omgegaan met de toeslagenaffaire is afschuwelijk. Ik begrijp goed dat leiders geconfronteerd worden met een veelheid aan complexiteiten en het is niet aan mij om te zeggen hoe ze daarin hun weg moeten vinden. Het enige wat ik wil zeggen is: ‘Jij weet wat goed is, het is jouw terrein. Maar wat je ook doet, vergeet de hoop niet’. Dat is alles. Ik bedoel dan wel die goede, ethische hoop. Niet daar waar men aan de haal gaat met hoop en het op populistische wijze voor zijn karretje spant. Dat gebeurt helaas ook maar al te vaak. Als extreem voorbeeld heb ik een postzegel van Hitler in mijn boek opgenomen, waar onder staat: ‘Unsere Hoffnung’- ‘onze hoop’. Hoop is zoiets krachtigs, onethisch gebruik ervan is verwoestend. Júist omdat je door te hopen jezelf kwetsbaar opstelt. Je kunt gedesillusioneerd raken en zelfs vernietigd worden.”

 

Hoe kan het er concreet uitzien, een leider die ‘goede hoop’ actief betrekt bij zijn of haar werk?

“Dat zal per sector verschillend zijn. Maar het kan bijvoorbeeld betekenen dat je mensen weer meeneemt in een langetermijnperspectief. Je zou ook aan de slag kunnen gaan met het verminderen van eenzaamheid; uit het hooponderzoek waar ik aan meewerkte blijkt dat niets zo destructief voor hoop is als eenzaamheid. Iets anders is het laaghangende fruit meer waarderen; de kleine successen geven moed om door te gaan en vertrouwen in de ingeslagen weg. Maar wat je ook doet, je moet de hoop wel blijven baseren op feiten. Anders bouw je luchtkastelen die geen enkel bestaansrecht hebben. Als we weer kijken naar de oorlog tussen Rusland en Oekraïne is hoop echt een ingewikkeld verhaal. Daarover moet je eerlijk zijn. Zelf denk ik op dit moment dat het probleem uit Rusland komt en dat de oplossing daar ook ligt, in de vorm van het verzet tegen Poetin. Er zijn genoeg bewegingen, feiten ook, waar ik die hoop op baseer. Maar je hoort er weinig over en dat vind ik moeilijk te begrijpen. Als je ergens kan zien dat hoop een enorme kracht is, dan is dat wel in de media. Als leidinggevende in de media zou ik alles op alles zetten om dat verzet een podium te geven: wat is de oppositie en hoe kunnen we die steunen? Als je het verzet steunt kan het groeien, wat het einde kan inluiden van de oorlog. Ik ben er van overtuigd dat als leiders hun verantwoordelijkheid nemen om hoop een bepalende factor te laten zijn in wat ze doen, dit de potentie heeft om oorlogen te voorkomen of anders te stoppen. En laat het duidelijk zijn, ik ben een pessimistisch mens. Maar wél hoopvol.”

 

Tegelijkertijd is de hoop verliezen heel menselijk. Wat kan je doen om die weer terug te vinden?

“Dat klopt. En wat er dan gebeurt laat zien hoe fundamenteel hoop is voor ons welbevinden. Het is een kwaliteit van onze ziel en een honger naar beter die bij ons mens-zijn hoort. De Joodse psychiater Viktor Frankl leerde in het concentratiekamp dat het verliezen van hoop en betekenis zelfs dodelijk kon zijn. Hij zag hoe mensen hun lichamelijke weerstand verloren en ziek werden. Maar hij zag ook gevangenen die de naïeve hoop koesterden dat ze nog ‘voor kerst’ thuis zouden zijn – en de vernietigende mentale klap daarna toen dat niet gebeurde. Een samenleving zonder hoop is als een hel, zei ik eerder in dit gesprek. Dat zei ik niet voor niets. Toch zag Frankl wel mogelijkheden om middenin de radicale wanhoop van het concentratiekamp de hoop weer op het spoor te komen, door het kleiner, realistischer en hanteerbaarder te maken. Hoe dat er precies uit zag heeft hij in zijn boeken beschreven. Voor nu voert dat te ver door, want de vraag is wat we zelf, in onze eigen specifieke omstandigheden, kunnen doen wanneer we de hoop verliezen. Het vermogen om te hopen is een unieke menselijke eigenschap. Afhankelijk van de situatie gaat het terug op vier fundamentele behoeften, namelijk: overleven, verbinden, controle en betekenis toekennen. Ben je de hoop verloren dan is iets ondernemen op deze vlakken zinvol. Investeer bijvoorbeeld in het creëren van verbinding; kom uit je isolement. Of herpak de controle op kleine aspecten in je leven, als het gevoel van controleverlies groot is kan dat echt een verschil maken. Je verdiepen in spiritualiteit kan helpen in het vinden van betekenis. Maar als je het echt kwijt bent zal het een kwestie zijn van vallen en opstaan. Hoop is en blijft kwetsbaar en ongrijpbaar. Zoals Shakespeare al schreef: ‘True hope is swift, and flies with swallows wings’.”  

< Paspoort >

Patrick Nullens (58) is als theoloog en ethicus gespecialiseerd in leiderschapsethiek. Hij is als hoogleraar Systematische Theologie en Ethiek verbonden aan de Evangelische Theologische Faculteit in Leuven en als bijzonder hoogleraar leiderschapsethiek en menswaardige samenleving aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht. Hij maakte deel uit van een team dat onderzoek deed naar de effecten van hoop in de Nederlandse samenleving (www.thehopeproject.nl). Recent verscheen van zijn hand het boek: ‘Hoop als kunst van verantwoord leiderschap’.